Gedachten bij de lezingen van Hemelvaart, 21 mei

Daniël 7,9-10 en 13-14

Efeziërs 4,1-13
Lucas 24,49-53 of Marcus 16,19-20

Wij denken wel eens dat het een flinke domper moet zijn geweest na de hemelvaart van Jezus voor wie zonder hem achterbleven. In de brief van Paulus aan de Efeziërs wordt met een dergelijk doemdenken echter afgerekend. Want Paulus herinnert eraan dat de Heer bij zijn hemelvaart degenen die achterbleven niet met lege handen achter liet. Aan een ieder afzonderlijk is namelijk de genade gegeven ‘naar de maat van Christus’ gave’ (Ef.4,7). Die gave is de vrede. Dat betekent dat de genade die voor ieder afzonderlijk is gegeven dezelfde uitwerking heeft. Die uitwerking is een beweging in dezelfde richting. Allen komen ze ‘tot eenheid in het geloof en de kennis van Gods zoon’. Allen zullen ‘tot het volmaakte mens-zijn’ geraken (Ef.4,13). Niet minder dan de gehele omvang van de volheid van de Christus is het doel. Die volheid, die is in Christus Jezus, ligt door de gaven van de genade na zijn hemelvaart binnen ons bereik.
Ons denken is in deze coronatijd zo bepaald door de maatregelen die de regering treft voor onze gezondheid, dat we haast zouden vergeten dat we zelf de leiding hebben in het behoud van banen, in het redden van levens van arme of zieke mensen, in het behoud van de aarde en de zeeën. Wij wachten tot de regering een stap zet op de weg van een andere duurzame samenleving, met een eerlijk deel voor allen. Wij moeten echter niet vergeten dat we zelf zijn toegerust met kracht en kennis van het geloof om dat doel te bereiken. Hoe de andere samenleving er uit zal zien na de coronatijd? We zullen het nooit weten als we niet zelf aan die samenleving beginnen te bouwen.