SACRAMENTEN

Het leven op aarde zien we als een geschenk van God, dat we met eerbied en ontzag tegemoet treden. Het leven is geen eigendom waarover we naar willekeur kunnen beschikken, maar altijd en in alle omstandigheden reden tot dankzegging: ‘Alles wat adem heeft, love de Heer!’

Sacramenten zijn ‘heilige handelingen’ waarin voor ons als gelovigen tot uitdrukking komt dat mensen door God bemind zijn en geroepen om zijn licht in de wereld te laten schijnen. Sinds de Middeleeuwen heeft de kerk van het Westen het aantal sacramenten op zeven vastgesteld: de doop, het vormsel, de eucharistie, de verzoening, de ziekenzalving, het huwelijk en het priesterambt.

Doop en eucharistie

Door de doop met water wordt een geloofsleerling of een kind van gelovige ouders opgenomen in de kerk. Dit initiatieritueel maakt hem of haar deel van het lichaam van Christus. Dat is de gemeenschap op aarde die deel heeft aan het hemelse leven van de verrezen Heer. De dopeling wordt wat hij of zij is: een geliefd mens, die geroepen is om door de kracht van de heilige Geest aan zijn of haar nieuwe leven gestalte te geven.

Met de viering van de eucharistie (= ‘dankzegging’), waarbij uit de Bijbel wordt gelezen, God wordt gebeden en gedankt, en brood en wijn als lichaam van Christus worden gezegend en gedeeld, worden de gelovigen als het ware opnieuw wie zij door hun doop geworden zijn.

Vormsel

De zalving met heilige en geurige olie, het chrisma, behoort eigenlijk tot het initiatieritueel van de doop. In vroeger dagen werd de dopeling in de doopviering door de bisschop ontvangen en gezalfd met het ‘zegel van de heilige Geest’, waarmee de dopeling definitief behoorde tot de kerk als het lichaam van Christus (= ‘gezalfde’). Door historische omstandigheden ontwikkelde deze heilige handeling zich in de westerse christenheid tot een afzonderlijk sacrament, waarmee volwassen gelovigen de doopbeloften beamen, een zegen ontvangen en gezalfd worden als bevestiging en sterking (Latijn: confirmatio) van hun leven als christen. Omdat de bisschop de voorganger is van de kerk, is hij of zij traditietrouw ook de eigenlijke bedienaar van dit sacrament. Hij/zij kan de bediening van het vormsel echter delegeren aan een priester, met name wanneer in de Paaswake een volwassene het sacrament van de doop ontvangt.

Ziekenzalving en verzoening

Door zware ziekte en ernstige zonde kunnen gelovigen vervreemd raken van hun identiteit als beminde en geroepen mensen. Zowel het sacrament van de ziekenzalving als het sacrament van de verzoening hebben als doel mensen terug te brengen bij hun doop. Met de ziekenzalving bidt de kerk om heling of draagkracht voor iemand van wie het leven in ernstige mate wordt verziekt of bedreigd door de dood. Lange tijd werd deze heilige handeling alleen op het sterfbed verricht als ‘laatste oliesel’. Tegenwoordig kan er ook om dit sacrament gevraagd worden in andere moeilijke omstandigheden, waaronder psychisch lijden. Het sacrament van de verzoening wordt bediend in ernstige gevallen van gewetensnood. In een context van de grootst mogelijke vertrouwelijkheid (‘biechtgeheim’) wordt een gelovige uitgenodigd om in het bijzijn van de priester jegens God uit te spreken wat zijn of haar hart bezwaart. Na het geven van wijze raad en/of het opleggen van een bepaalde geestelijke of praktische verplichting kan de priester in naam van Christus vergeving uitspreken, zodat de gelovige weer ‘met een schone lei’ kan voortgaan.

Huwelijkszegen

Het leven als beminde en geroepen mensen wordt gerealiseerd in de gemeenschap met andere mensen. In die gemeenschap wordt het leven dat we van God ontvangen geheiligd, geëerd en ook doorgegeven. Over de meest intieme vormen van mensengemeenschap, die van twee mensen die zich via een burgerlijk huwelijk officieel voor het leven aan elkaar verbonden hebben, spreekt de kerk met het sacrament van het huwelijk de zegen uit, opdat de gehuwden in hun huwelijk als getuigen van Gods liefde en trouw tot zegen mogen zijn voor elkaar, voor de kerk en voor de samenleving.

Ambt

Het apostolisch ambt van bisschop, priester en diaken, zoals zich dat in de eerste eeuwen van de kerk heeft ontwikkeld, staat ten dienste van de gemeenschap van de kerk. Ambtsdragers zijn in de liturgie altijd en buiten de liturgie vaak (maar zeker niet altijd) te herkennen aan specifieke kleding, die duidt op hun eigen positie binnen de kerkgemeenschap als mensen die de verantwoordelijkheid hebben om de kerk in naam van Christus bij haar wezen en roeping te houden. Dat doen zij door de geloofsgemeenschap voor te gaan in de gebeden, de verkondiging van het evangelie, de viering van de sacramenten en het dienstwerk aan de medemens. Meer dan alleen een functioneel gegeven voor het regelen van de kerkelijke organisatie, is het drievoudig ambt wezenlijk voor het kerkzijn. Daarom wordt de wijding tot een van de ambten vaak groots gevierd als een moment van kerkelijke zelfexpressie. Vanwege het gemeenschappelijke karakter van het ambt opereren ambtsdragers nooit op eigen houtje, maar trachten zij in samenwerking met anderen de talenten van eenieder in te schakelen om gestalte te geven aan het wezen en de roeping van de kerk in de wereld.

En verder…

Naast het zevental sacramenten dat de Oud-Katholieke Kerk traditiegetrouw kent, zijn er andere gebaren, rituelen of handelingen die als sacrament of sacramenteel worden ervaren. Voor mensen die zich beschikbaar stellen voor bepaalde functies binnen of buiten de kerk wordt gebeden en om een zegen gevraagd. Ook kerkgebouwen, altaartafels, ikonen en andere gebruiksvoorwerpen worden gezegend, omdat zij ten dienste staan van het wezen en de roeping van de kerk. Pelgrims die eropuit trekken, krijgen een reiszegen mee en ook thuis kunnen mensen dagelijks voedsel zegenen en God dankzeggen voor elkaar. Zo eren we het leven en zeggen we God namens heel de schepping dank voor zijn onuitputtelijke genade.

Lees ook:

K. Ouwens, De liturgie (De eucharistie, en: De overige sacramenten), in: P.-B. Smit (red.) De Oud-Katholieke Kerk van Nederland. Een inleiding, Utrecht (Boekencentrum) 2018, 103-110.