Zondag 28 januari 2016 Eucharistieviering van De Opdracht van de Heer in de Tempel
(voorafgaand aan de viering: wijding en uitreiking van kaarsen)
Lezingen: Maleachi 3, 1-4, Hebreeën 2, 14-18 en Lucas 2, 22-40
In de viering van de Opdracht van de Heer in de Tempel horen we dat de ouders van Jezus volgens de wet van Mozes hun kind in de Tempel brengen om het aan de Heer te presenteren. Vandaar dat de naam van deze viering van de Opdracht van de Heer in de Tempel ook wel wordt genoemd ‘Presentatie van de Heer’. Daar is een man, Simeon genaamd, die rechtvaardig is en godvrezend. Waar blijkt dat uit? Hij verwacht de vertroosting van Israël en de heilige Geest is op hem. Beide zijn blijkbaar belangrijk: uitzien naar redding en je laten leiden door de geest. We lezen hoe die twee eigenschappen samen op een mens inwerken: De heilige Geest brengt Simeon in de Tempel om met eigen ogen de redding te aanschouwen die hij verwacht. En dat gebeurt als hij het kind ziet dat door zijn ouders is binnengebracht in het heiligdom. Dan neemt ook hij het in de armen en looft God om wat hij ziet: redding die God heeft bereid voor de ogen van alle volken: een licht tot verlichting der heidenen en tot heerlijkheid van uw volk Israël. Voorafgaande aan de viering nemen wij deze woorden van Simeon in de mond. Wij zingen zijn loflied omdat ook onze ogen dit heil hebben gezien. Hoe dan? We ontsteken aan het Licht van Christus een kaars. Wanneer de kinderen die uitdelen, neemt een ieder dat in de hand zoals Simeon het kind in de armen nam. En met het Licht voor onze ogen betreden wij gezamenlijk ons ‘heiligdom’: de kerkzaal. Wie wij presenteren aan de Heer? Wat wij in handen dragen: het Licht dat in de wereld is verschenen om te verschijnen voor de ogen van alle volken! Maar, omdat wij dat Licht hebben omarmd, daarmee ook onszelf! Wij presenteren met dit licht onszelf aan de Heer als een heilig, zuiver offer dat wij aan de Heer aanbieden.
Viert u mee?